Nostalgie en folklore op Boerendag Rijsbergen
22 juli 2011 - BN/De Stem
RIJSBERGEN – “‘Roodbonten zijn voller’, zei mijn vader altijd, ‘zwartbonten mager’. Als kind al ging ik, na schooltijd, naar de fokveedag.
Hereijgers: “De fokveedag werd altijd in het buitengebied gehouden. Maar in de jaren zeventig dreigde de klad erin te komen. De 25e keuring zou zelfs de laatste zijn. Voor die ene keer – zo kregen Charles Luijten en burgemeester Hartman voor elkaar – werd de fokveedag middenin het dorp gehouden. Iedereen deed mee. De slager bood droge worst aan, de KVO bakte pannenkoeken. Het was, in 1977, de eerste Boerendag. Omdat het zo’n succes was, zijn we ermee doorgegaan.”
De Boerendag en, ’s avonds, Afterparty trekken op de eerste zaterdag van augustus ongeveer vijftienduizend bezoekers naar de Tiggeltsebergstraat.
Om het evenement in goede banen te leiden, zijn zevenhonderd vrijwilligers in touw. De bezoekers krijgen in Rijsbergen, dat zesduizend zielen telt, een uitgebreid programma voorgeschoteld: een historische optocht met voetvolk in klederdracht en 25 Belgische trekpaarden voor boerenkarren en landbouwwerktuigen, een demonstratie ritmische gymnastiek door veteranensporters, een defilé met historische tractoren, speciaal dit jaar een ode aan de aardappel, een kalver-, shetlandpony- en schapenkeuring, roofvogelshow en nog veel meer.
Het boerenbestaan van weleer wordt op allerlei manieren weer tot leven gewekt. Zeshonderd dieren komen voor de Boerendag van stal, want uiteraard mogen die niet ontbreken. Maar onder het vee zijn géén rood- en zwartbonten meer. “Tien jaar geleden kon de fokveedag niet doorgaan vanwege mond- en klauwzeer. Het bleef niet bij één keer, want daarna was het afgelopen met de rundveekeuring. We hebben ons toen wel beraden over de toekomst van de Boerendag. Maar het programma was intussen zo groot, dat we besloten door te gaan”, zegt Hereijgers in de Karkooi aan de Tiggeltsebergstraat.
Het onderkomen van de stichting staat letterlijk vol historische karren, werktuigen en gereedschap. Het is opslag- en werkplaats ineen. Hereijgers: “Hier kan het niet of nauwelijks. We zouden graag een expositieruimte hebben om groepen te ontvangen. Zo zouden we de jeugd bijvoorbeeld kunnen laten zien dat de melk wel degelijk van de koe komt en niet uit de supermarkt.”